Dit artikel is het laatste in een reeks over het onderwerp doorvragen. We behandelen nog 4 typen algemene en stellige uitspraken en hun bijbehorende doorvraag.
Laten we de volgende alledaagse uitspraken eens onder de loep nemen:
- de beslissing is genomen
- mannen luisteren niet
- het lijkt me aardiger om hem te bellen
- haar resolute houding maakt hem neerslachtig
De eerste uitspraak kan op veel verschillende soorten ervaringen en gevoelens betrekking hebben. Bijvoorbeeld opluchting (bij een dilemma), verdriet (bij een scheiding) of boosheid (bij ontslag). Verder is ook (nog) niet duidelijk wie de beslissing nam, de persoon die de uitspraak doet of een ander of een groep of een instantie.
De tweede uitspraak zou uit de mond van een vrouw opgetekend kunnen zijn.
Bijvoorbeeld in situaties waarbij zij graag de onverdeelde aandacht van een man wil hebben of over de details van iets wil doorpraten, terwijl de man in kwestie met zijn gedachten bij een ander onderwerp is, voldoende heeft aan de hoofdlijnen van het verhaal of ongeduld uitstraalt omdat hij liever iets anders wil gaan doen.
Toch is het feitelijk niet juist om daarmee alle mannen over dezelfde kam te scheren.
De derde uitspraak roept ook vraagtekens op. Bellen is aardiger, ok. Maar is dat aardiger dan een kaartje schrijven, een bezoek brengen, een e-mail sturen, ergens samen afspreken, de groeten doen via een vriend, of iets anders?
De vierde uitspraak is evenmin vanzelfsprekend, want een resolute houding kan immers tot van-alles-en-nog-wat leiden. Zijn neerslachtigheid is niet meer dan één van talloze mogelijkheden.
Aan de hand van deze uitspraken gaan we nu nader in op de laatste nieuwe typen stelligheden of algemeenheden, te weten:
7. Nominalisaties
8. Groepsgeneralisaties
9. Halve vergelijkingen
10. Oorzaak-gevolg relaties
Ad 7. Nominalisaties
De gesprekspartner spreekt een zin uit met een zelfstandig naamwoord, dat echter vaag is omdat het een verkorte weergave is van een proces dat zich in de tijd voltrekt. Vaak zijn dat woorden die eindigen op –atie of –ing, zoals de beslissing, de reorganisatie, de ontwikkeling, de integratie. Of het zijn woorden die beginnen met ge– of ver–, zoals het gezeur, het vertrek, het geregel, het vergaderen.
Een handig ezelsbruggetje is: als je van een zelfstandig naamwoord niet het gewicht (in grammen) zou kunnen bepalen (zoals bij tafel, stoel, lucht, etc), dan is het meestal een nominalisatie.
De beste doorvraag bij een nominalisatie is informeren naar de details van het proces dat hiermee wordt aangegeven. Dat doe je door te vragen naar wat, welke, wie, waar, wanneer, met wie, etc.
Voorbeelden:
Gesprekspartner: “Onze opleiding is volkomen mislukt”
Jij: “Opleiding van wie? Wanneer speelde dat? Waar was dat?”
Gesprekspartner: “Ik zie geen nut in al dat geklets op de TV”
Jij: “Geklets van wie? Welke programma’s bedoel je? Wanneer kijk jij TV?”
Ad 8. Groepsgeneralisaties
De gesprekspartner veralgemeniseert met een groepsaanduiding.
De bijbehorende doorvraag is dan ook te vragen naar specificatie. Dat doe je door te vragen om welke groepsleden het met name gaat.
Voorbeelden:
Gesprekspartner: “Ik vind honden onberekenbaar”
Jij: “Welke honden bedoel je precies?”
Gesprekspartner: “Ik kick erg op comfortabele auto’s”
Jij: “Op welk type comfortabele auto kick je vooral?”
Ad 9. Halve vergelijkingen
De gesprekspartner gebruikt een zin met een vergelijkende trap (beter, liever, minder, mooier, lager, etc), waarbij onduidelijk blijft waarmee precies vergeleken wordt.
De bijbehorende doorvraag is dan het informeren naar de basis (het ijkpunt) van de vergelijking. Dit doe je door de vergelijkende trap te herhalen, gevolgd door … dan wat, dan wie? of dan welke?
Voorbeelden:
Gesprekspartner: “Volgens mij is renoveren veel rendabeler”
Jij: “Rendabeler dan wat?”
Gesprekspartner: “Met hen bereik ik vaak meer”.
Jij: “Meer dan met wie?”
Ad 10. Oorzaak-gevolg relaties
De gesprekspartner gebruikt een zin waarin twee dingen in een oorzaak-gevolg aan elkaar worden geknoopt. Bijvoorbeeld: krokussen (oorzaak) geven mij een voorjaarsgevoel (gevolg).
De bijbehorende doorvraag is dan het informeren naar de relatie tussen die twee dingen. Dit doe je door te vragen naar de onderlinge koppeling.
Voorbeelden:
Gesprekspartner: “De Minister bracht de Tweede Kamer in totale verwarring”
Jij: “Wat is het verband?”
Gesprekspartner: “De directeur werd moedeloos van de eisen van de medewerkers”.
Jij: “Hoe hangt het één met het ander samen?”
Meer weten over doorvragen? Volg dan één van onze cursussen